Rudi Künzel

BIOGRAFIE

Ik ben in 1939 in Amsterdam geboren.


Studie

Ik studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, met als hoofdvak middeleeuwse geschiedenis en als bijvakken sociologie en theoretische geschiedenis.

Namenboek

Van 1966 tot 1989 werkte ik op het Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, het tegenwoordige Meertens-Instituut. Ik bracht daar het materiaal bijeen voor het Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200, dat verscheen in 1986.[1] Hiertoe verzamelde ik de geografische namen uit alle bronnen die betrekking hebben op het huidige Nederlandse grondgebied vanaf de Romeinse tijd tot en met de twaalfde eeuw. Het resultaat was een naslagwerk ten dienste van het onderzoek naar middeleeuws Nederland door historici, historisch geografen en archeologen. Ik raakte door dit werk vertrouwd met de middeleeuwse bronnen uit Nederland, België en de omringende gebieden. Deze teksten vormen nog steeds de grondstof voor mijn historisch-antropologisch onderzoek.

Historische antropologie

Daarnaast hield ik me intensief bezig met de historische antropologie, toen nog mentaliteitsgeschiedenis genoemd. Er bestond in de jaren zestig in Nederland nog maar heel weinig onderzoekspraktijk op dit gebied. Het nieuwe Franse onderzoek in die richting (Mandrou, Duby, Le Goff) volgde ik vanaf het prille begin. Verder verkende ik verwant onderzoek in naburige wetenschappen - culturele antropologie, cultural studies, psychologie - en werkte ik samen met de volkskundigen van het Meertens Instituut. Mijn artikel ‘Een vurige draak in Menko’s kroniek’ uit 1979 en mijn bijdragen aan deel I van de nieuwe Algemene geschiedenis der Nederlanden uit 1981 horen tot de vroegste historisch-antropologische publicaties in het Nederlandse taalgebied.[2] [3]

Onderzoek na 1990

Vanaf 1990 was ik verbonden aan de vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam, eerst als gastonderzoeker en later als privaatdocent. Hier zette ik het historisch-antropologisch onderzoek voort. Ik zie de middeleeuwse maatschappij als een ingewikkeld geheel, waarin verschillende sociale lagen en groepsculturen naast elkaar bestonden, een ten dele conflictueus en daardoor dynamisch conglomeraat, waarin door de generaties heen beweging mogelijk was. En waarin mensen en groepen allerlei tussenposities, dubbel- en nog meer rollen, konden hebben. Ik heb dat uiteengezet in een interview met Eva Nicole Pool van Uitgeverij Verloren.

Beelden en zelfbeelden

In 1996 mondde mijn onderzoek uit in een dissertatie - promotor Piet Leupen -, verdedigd aan de Universiteit van Amsterdam. Het jaar daarop verscheen het onder de titel Beelden en zelfbeelden van middeleeuwse mensen. Historisch-antropologische studies over groepsculturen in de Nederlanden, 7de-13de eeuw bij uitgeverij SUN in de reeks Memoria.[4] In het eerste deel van dat boek analyseerde ik de groepsculturen van respectievelijk de geestelijken, wereldlijke aristocraten, boeren en stedelingen. Het tweede deel bevat gevalstudies waarin ik wilde laten zien hoe de verschillende groepsculturen op elkaar inwerken. In elke gevalsstudie komt een in de historische antropologie centraal onderzoeksgebied aan bod: mondelinge overlevering, emoties, gevoelens van groepsidentiteit en geloofsvoorstellingen. Met deze verscheidenheid wilde ik een staalkaart geven van wat er in historisch-antropologisch onderzoek mogelijk is.

Mondelinge overlevering bleef me nadien bezighouden, daarnaast exploreerde ik de dromen van middeleeuwse mensen– in een inspirerende dialoog met Jeroen Deploige – en hun emoties.[5]

Amsterdams Historisch Gezelschap (2019)

Onderwijs

Over mijn wetenschappelijke werk hield ik regelmatig lezingen, organiseerde samen met anderen of alleen lezingenreeksen en leverde een aandeel in het redigeren van bundels. Daarnaast gaf ik werkcolleges. Daarin behandelde ik werk van belangrijke auteurs op het gebied van de historische antropologie. Ik besteedde veel aandacht aan de geschiedenis van het historisch onder-zoek en aan methodische problemen. Naast studenten Middeleeuwse geschiedenis trok dit college ook studen-ten aan uit andere studierichtingen, zoals archeologie, kunstgeschiedenis en cultural studies. In de onderwijs-vorm bouwde ik voort op elementen uit het Wageningse projectonderwijs dat door mijn levensgezellin Anne-Ruth Wertheim en haar mede-standers ontwikkeld was. Om de studenten ertoe te bewegen eigen vraagstellingen te ontwikkelen vroeg ik hen bij hun voorbereidende lectuur aantekening te houden van wat zij wilden bespreken. Aan de hand daarvan werd per keer de agenda vastgesteld.

Ibn Khaldûn

In 2005 sloeg ik een nieuwe weg in. Ik wilde al heel lang onderzoek doen buiten West Europa. Een reis naar Marokko, het contact met de mediëvist/arabist Maaike van Berkel en met de arabisten Heleen Koesen en Djûke Poppinga die bezig waren het theoretische werk van de veertiende-eeuwse Noord-Afrikaanse historicus en socioloog Ibn Khaldûn te vertalen haalden me over de streep. Ibn Khaldûn werd mijn gids in de Arabisch-islamitische wereld van de Middeleeuwen, ik deed onderzoek naar zijn onderzoeksmethoden en naar zijn opvattingen over tijd, en ik gaf lezingen over zijn werk, binnen, maar ook buiten het universitaire milieu, om het in Nederland bekend te maken. Met hetzelfde doel gaf ik samen met Maaike van Berkel een bundel artikelen over hem uit.[6]

Boeren

Ondertussen bleef ik ook bezig met mijn onderzoek binnen West-Europa. Ik onderzocht hoe boeren in Nederland communiceerden vanaf de vroege Middeleeuwen tot nu toe, mondeling, schriftelijk en digitaal. Hiermee zette ik mijn werk over de groepsculturen voort, maar nu toegespitst op het communicatieve aspect van die culturen. Door me op de boeren te richten - in de Middeleeuwen de meerderheid van de bevolking, maar nu mondiaal en zeker in Nederland steeds meer een numerieke minderheid - wilde ik bijdragen aan een tegenwicht tegen het hedendaagse ‘verstedelijkte’ geschiedbeeld.[7]

Drie Joodse herkomsten

De afgelopen jaren werkten Anne-Ruth en ik samen aan een boek over haar grootvader, Jonas Wertheim, een Amsterdamse jood die in Odessa woonde en daar in 1906 een opvoering zag van het toneelstuk Ghetto van Herman Heijermans. Heijermans die eveneens een joodse achtergrond had schiep Rafaël, de protagonist van Ghetto, een joodse jongeman die probeert te vertrekken uit zijn traditioneel levende familie. We beschreven hoe deze drie figuren ervoor kozen zich los te maken van het stelsel van godsdienstige regels en geboden dat deel uitmaakte van hun milieu van herkomst, hoe ze daarbij kozen voor verschillende uitwegen en verschillende obstakels en dilemma’s ontmoetten.[8]

Invallen

Al mijn hele werkzame leven noteerde ik wat bij me opkwam tijdens het lezen van wetenschappelijke publicaties. Ik maakte notities over onderzoek dat ik misschien ooit wilde gaan doen en veegde restpartijen bij elkaar die overbleven na het afronden van een onderzoek. Dit deed ik alleen voor mezelf, handgeschreven. Maar vanaf 2002 begon ik wat me inviel tijdens het werken te noteren op mijn computer en die verzameling heeft intussen een behoorlijke omvang bereikt. Dat heeft me ertoe gebracht me af te vragen of anderen er misschien in geïnteresseerd zouden kunnen zijn. Daarom publiceer ik maandelijks een selectie hieruit op deze website in de rubriek Invallen.

.

[1] I.s.m. D.P. Blok en J.M. Verhoeff, Lexicon van nederlandse toponiemen tot 1200 (Amsterdam 1988: Publicaties van het P.J. Meertens-Instituut 8).

[2] 'Een vurige draak in Menko's kroniek', in: Volkskundig bulletin 5 (1979) pp. 97-118; 'Beeld en zelfbeeld van de aristocratie', in: D.P. Blok en A. Verhulst (red.), Algemene geschiedenis der Nederlanden, I (Haarlem 1981) pp. 395-399; 'De geestelijken: hun zelfbeeld en ideologie', in: ibidem, pp. 395-399; 'Beeld en zelfbeeld van de aristocratie', in: ibidem, pp. 399-406; 'Kerkelijke visies op het volk; de wisselwerking tussen kerkelijke cultuur en volks­cultuur', in: ibidem, pp. 406-412. Gewijzigd herdrukt in: Beelden en zelfbeelden van middeleeuwse mensen. Historisch-antropologische studies over groepsculturen in de Nederlanden, 7de-13de eeuw (Nijmegen 1997, SUN: Memoria), pp. 35-78  en in The plow, the pen and the sword. Images and self-images of medieval people in the Low Countries, vertaald door Claire Weeda (Londen en New York, Routledge, Taylor & Francis, 2018: Routledge Research in Medeival Studies 12), pp. 27-80.

[3] A.J.A. Bijsterveld, '[Bespreking van] Beelden en zelfbeelden van middeleeuwse mensen', in: Signum 10 (1998) pp 35-41, p. 4; W. Simons,`The Annales and medieval studies in the Low Countries', in: M. Rubin (red.), The work of Jacques Le Goff and the challenges of medieval history (Woodbridge enz. 1997) pp. 99-122, p. 117.

[4] Beelden en zelfbeelden van middeleeuwse mensen. Historisch-antropologische studies over groepsculturen in de Nederlanden, 7de-13de eeuw (Nijmegen 1997, SUN: Memoria); The plow, the pen and the sword. Images and self-images of medieval people in the Low Countries, vertaald door Claire Weeda (Londen en New York, Routledge, Taylor & Francis, 2018: Routledge Research in Medieval Studies 12).

[5] Zie de publicaties uit 2002 en 2003 in de bibliografie.

[6] Maaike van Berkel en Rudi Künzel (red.), Ibn Khaldûn en zijn wereld (Amsterdam, Bulaaq, 2008); ‘Tijd in de historische sociologie van Ibn Khaldûn’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis 132 (2019) pp. 159-180.

[7] ‘Peasants speaking. A brief history of oral and written communication in the Dutch countryside’, <te verschijnen> in: Anna Adamska en Marco Mostert (red.),  Peasants, clergy and noblemen. Oral and written communication in the medieval countryside (Turnhout, 2020: Utrecht studies in medieval literacy).

[8] Met Anne-Ruth Wertheim, Drie joodse herkomsten. Heijermans’ Ghetto, in 1906 opgevoerd in Odessa (Hilversum, Verloren, 2021).